Vandaag opende ik na een maand vakantie mijn mailbox. Ik heb honderden mails gemist, dat zich na uitfiltering van de spam beperkt tot een overzichtelijke hoeveelheid berichten die daadwerkelijk een antwoord van mij behoeft. Ook werk ik mijn agenda bij en stuur een dozijn afwijzingen op allerlei vergaderverzoeken. Zo, dat scheelt me weer een dag. Ik praat wel bij met collega’s en het valt me op hoe rigoureus we deze zomer zijn ‘afgeschakeld’ van het werk: van laptop dichtgehouden tot e-mailapp van telefoon verwijderd aan toe. Alles om maar zelf weer bij te tanken en een beetje op een acceptabel energieniveau te komen.
In mijn tak van sport van het drukke academische bestaan begrijp ik het, maar als beschouwend mens is het toch bijzonder. Waar komt deze behoefte aan niet-contact vandaan? Waarom hebben we zo hard vakantie nodig om te ‘ontstressen,’ om daarna die stress direct weer opgebouwd te zien worden door deadlines, verwachtingen, miscommunicaties? Nog voor de lunch is het eerste onvriendelijke mailtje alweer verstuurd. Ik moet denken aan een uitspraak op de theologische scheurkalender, sinds deze week ook weer ‘bijgescheurd’ na een maand ontstressen. Het ging over zingeving en kwam neer op: we vinden zin in relatie en ontmoeting. Dat is niet gek, want dat vinden we in het wezen van God als Drie-eenheid zelf terug.
Ik hoop dat ik een rare academicus ben, maar ik vrees dat mijn ontstress-technieken herkenbaar zijn. We maken ons toch maar druk, als samenleving. Hoeveel meer ontspannen en bevredigend zou het zijn om contact en ontmoeting juist te omarmen? Een volle mailbox en agenda als zegen te zien? Als gelegenheid tot relatie? Misschien kunnen we proberen de kameraadschap, respect en acceptatie van de Drie-eenheid meer te weerspiegelen naar de mensen om ons heen. Ik heb daarin nog een weg te gaan.
Patrick