Doordat we op de vijfde zondag van oktober ’s avonds samen kwamen, vond ik mezelf die ochtend terug op de Mookerheide met een bloedende kuit en nog zeventien kilometer te lopen om een trailmarathon te volbrengen. Ik dacht: wat doe ik hier? De volgende dag zat ik ’s avonds te werken aan de beleidsvisie voor Eldad voor komend jaar. Het viel me op hoeveel er gebeurd is in de afgelopen jaren en wat voor stappen we met elkaar hebben gezet. Een leiderschapstransitie, nieuwe theologische paden en, oh ja, het coronaspook. Ik ben er trots op hoever we zijn. Het Suvat en bestuur die samen ontdekken hoe ze elkaars kwaliteiten in de vijfvoudige bediening kunnen erkennen en waarderen, het met elkaar stoeien met de ‘Paul Young’ video’s en de recent gestarte onderwijszondagen, en van volledig online naar weer volledig bij elkaar. En toch.

We zijn er nog niet. Het blijft zoeken naar een gezamenlijke invulling van de vieringen zonder een échte ‘voorganger’. We hebben veel aangereikt gekregen door de geschiedenis heen, maar hoe vertel je dat ‘nieuwe’ verhaal dan, en welke bagage mogen we achter ons laten? En we zingen en knuffelen weer in vrijheid en zonder QR-codes, maar hoe houden we onze ogen op de bal nu er weer nieuwe maatregelen aangekondigd zijn?

Toen ik daar moederziel alleen op de hei liep, wist ik al dat ik ging finishen. Een optimistische toekomstverwachting en een Rotsvast vertrouwen in de goede afloop. Het maakt dat je op durft te gaan in de onzekerheid en het ongemak in de weg daarnaartoe. Zodra de finish in zicht is, is die glijpartij in de doornenstruik snel vergeten. Wat rest, zijn wat schrammen, maar die helen weer. We zijn er nog niet. Maar we mogen wel vertrouwen dat we er komen.