Het veertje op het zolderraam

Er landde vanochtend een klein veertje op mijn zolderraam. Het dwarrelde daar zomaar neer, bleef even liggen, buitelde een paar keer over het glas, en woei weer weg. Zomaar een veertje, zonder dat ik de eigenaar ervan ken. Toch intrigeerde het me. Hoe onbeduidend klein dat veertje ook is in het geheel der dingen, en hoe nutteloos als object voor mij al thuiswerkend achter mijn computer…die vijf seconden dat het mijn beeld bepaalde en mijn blik langs het zolderraam gleed totdat de wind het veertje naar verdere oorden voort blies, gaven me het gevoel gekend te zijn. Een baken van hoop en vrijheid, te midden van de eindeloze en uitzichtloze periode die thuiswerken ten tijde van corona heet. Gedachten dwalen af naar Jonathan Livington Seagull, de dappere zeemeeuw die méér wilde zijn dan een kwetterende aasgier, uit op de vangst van de dag van de vissersboten. Hij verhief het vliegen tot een kunst op zich; niet een middel, maar een doel. En in dat vliegen zat het leven, het échte leven, ‘de wilde verrukking van Gods creatieve kracht’, om N.T. Wright maar eens te quoten. Wat een beroering zo’n veertje al niet kan brengen. Een veer is een symbool van grote eer, bescherming, liefde, trouw, kracht, wijsheid en vrijheid. Niet voor niets maakten de oude indianen grote tooien. De veer in de wind, de verbinding tussen mij, God en de vogel, wiens verendek uitgerekend boven mijn zolderraam los besloot te laten. Ik voel me gezegend. Voor hetzelfde geld had het beste beest iets anders boven mijn zolderraam losgelaten.

Patrick