Uzumaki Naruto. Tot enkele maanden geleden had ik deze naam nog nooit gehoord. Maar in korte tijd is het me dierbaar geworden, tot het punt dat ik gegoogeld heb naar tatoeages erover. Te midden van alle drukte eerder dit jaar stelde Lisan nostalgisch voor om de Japanse anime ‘Naruto’ te gaan kijken, een ninjaserie waar ze als tiener naar gekeken had. De Netflix betaalmuur was net verder opgetrokken, maar het kon old school gekopieerd worden vanaf een oude computer. Ik had aanvankelijk ingestemd mee te kijken, maar stribbelde tegen toen ik begreep dat het vele honderden afleveringen zijn. Belofte maakt schuld, toch maar even proberen dan.
Naruto is een eigenwijze, luidruchtige tiener zonder vrienden in het dorp waar hij woont, maar hij heeft als droom om hokage te worden – de door iedereen gerespecteerde dorpsleider. Zijn stopwoordje is dattebayo, dat in het Japans eigenlijk niet gebruikt wordt, maar zoiets betekent als ‘weetjewel’ aan het einde van de zin. En met zijn grote mond, zijn grote droom en zijn onverwoestbare doorzettingskracht weet hij anderen te inspireren. Zijn dorpsgenoten, zijn rivalen, en zelfs mij.
Dualistisch denken over hoe verheerlijking van oosterse vechtkunst niets met het eren van God van doen heeft heb ik geen last van, waarmee ik Naruto’s inspiratie ook in mijn eigen leven kan toelaten. Hij doodt zijn rivalen niet, maar redt ze uit hun duisternis, hij offert zich rücksichtslos op voor zijn dorpsgenoten en hij wijkt niet van zijn intrinsieke overtuiging dat leven voor anderen ertoe doet. Elke kunstzinnige uiting is in wezen een reflectie van wie Jezus is. Naruto’s vastberadenheid is precies wat ik niet wist nodig te hebben. Jesus-in-disguise, dattebayo! Op een van de tattoos stond: “The smile that saved me”. Zover wil ik niet gaan, maar hij inspireert me. Vooralsnog is het bij een t-shirt gebleven.
Patrick