Als ik het even niet meer weet, kom ik altijd bij muziek uit. Vooral op momenten dat ik mezelf moet uitrekken naar iets onbekends, iets wat een grotere beproeving is dan ik tot dat moment kon overzien. Zo had ik op de vroege ochtend van mijn tweede ultraloop, in augustus 2021, het nummer ‘Come un madrigale’ van Ennio Morricone opstaan. Een madrigal is in het Italiaans een vorm van poëzie waar geen woorden voor zijn, een soort onbegeleide samenzang die toch in harmonie is. Woorden en klanken die je niet begrijpt voor situaties die je niet kunt overzien. Ik voel me dan verbonden met die muzikanten, die zich net als ik bezighouden met zaken die rede en ratio overstijgen. Muziek als manier om uitdrukking te geven aan wat er toe doet, zonder te weten wat dat dan precies is. Het geeft me moed en nieuwe hoop.
Na het Finding Home weekend zit ik met een verkouden hoofd op de bank. Niet fit. Ik moet denken aan het nummer ‘Una Furtiva Lagrima’ uit de Italiaanse opera ‘L’elisir d’amore’ van Gaetano Donizetti. Een verborgen traan. Wat de titel niet doet vermoeden is dat het een ongecompliceerd nummer is waarin de zanger gewoonweg hoteldebotel is van een meisje, en erachter komt dat ze toch niet zo kil tegen hem doet als gedacht. Uiteraard heeft Luciano Pavarotti dit vaak gezongen, maar mijn favoriete uitvoering is die van Rolando Villazon. Aan het einde van zijn laatste uithaal krijgt hij een staande ovatie. Het nummer zit erop en de opera moet verder naar de volgende scène. Maar het applaus houdt aan en hij staat wat onbeholpen op het podium. Hij wisselt een blik uit met de dirigent en ze knikken naar elkaar. Oké, vooruit. We doen hetzelfde stuk gewoon nog een keer opnieuw.
Patrick